Aangekomen op de plaats van bestemming, bindt het medicijn zich aan een specifieke plaats op een cel. Deze bindingsplaats noemen we een receptor. Een receptor werkt net als een slot met sleutel; op 1 bepaalde receptor past in principe 1 bijbehorende stof. Dit is een stof die het lichaam zelf aanmaakt. Dit noemen we een lichaamseigen stof. Maar het kan ook een stof zijn die erop lijkt, zoals een medicijn. Past het medicijn (de sleutel) op de receptor (het slot)? Dan zorgt dit voor een reactie in de cel.
Alle cellen hebben een taak. Een medicijn is gericht op specifieke cellen die iets moeten doen of juist niet meer moeten doen. Binding aan de receptor van de cel zet de reactie in gang door het medicijn. Er zijn 2 reacties mogelijk:
De binding van een medicijn aan een receptor van de cel is tijdelijk. Na een tijdje laat het medicijn los en verlaat het je lichaam. Dit gebeurt grotendeels via de nieren en daarna via urine. De nieren moeten dan wel goed werken, anders stapelt het medicijn zich in jouw lichaam op, met bijwerkingen tot gevolg.
Google+