De werking van medicijnen

Wanneer je een pil inneemt, komt de werkzame stof (het medicijn) via je maag en je darmen in je bloed terecht. Het bloed vervoert de stof door je lichaam zodat het ook de plaats bereikt waarvoor het medicijn bedoeld is. Maar wat gebeurt er dan?
Slotje met sleutel

Aangekomen op de plaats van bestemming, bindt het medicijn zich aan een specifieke plaats op een cel. Deze bindingsplaats noemen we een receptor. Een receptor werkt net als een slot met sleutel; op 1 bepaalde receptor past in principe 1 bijbehorende stof. Dit is een stof die het lichaam zelf aanmaakt.  Dit noemen we een lichaamseigen stof. Maar het kan ook een stof zijn die erop lijkt, zoals een medicijn. Past het medicijn (de sleutel) op de receptor (het slot)? Dan zorgt dit voor een reactie in de cel.

Meer of minder actief maken van cellen

Alle cellen hebben een taak. Een medicijn is gericht op specifieke cellen die iets moeten doen of juist niet meer moeten doen. Binding aan de receptor van de cel zet de reactie in gang door het medicijn. Er zijn 2 reacties mogelijk:

  • Het medicijn activeert de receptor;
    het doet dan hetzelfde als de lichaams-eigen stoffen en zorgt zo voor meer activiteit van de cel.
  • Het medicijn blokkeert de receptor;
    het voorkomt het effect van de lichaams-eigen stoffen in de cel en zorgt ervoor dat de cel minder actief wordt.

 

Verlaten van het lichaam

De binding van een medicijn aan een receptor van de cel is tijdelijk. Na een tijdje laat het medicijn los en verlaat het je lichaam. Dit gebeurt grotendeels via de nieren en daarna via urine. De nieren moeten dan wel goed werken, anders stapelt het medicijn zich in jouw lichaam op, met bijwerkingen tot gevolg.

Video
Delen

Uw naam

E-mail

Naam ontvanger

E-mail adres ontvanger

Uw bericht

Verstuur

Share

E-mail

Facebook

Twitter

Google+

LinkedIn